Pats, boem, weg!
Stel je voor, het is een doodgewone maandagochtend. Je logt in op je digitale werkplek en komt er tot je schrik achter dat je beeldscherm raar doet. Je kunt er bijna niets op zien en het doet pijn aan je ogen. Blijkbaar ben jij de enige die er last van heeft, je collega’s merken er niets van. Ook de helpdesk van het bedrijf waar je werkt weet er geen raad mee. Je kunt wekenlang niet werken omdat jij met een bizar probleem zit waar alleen jij de dupe van bent. Klinkt als een zeer onwaarschijnlijk verhaal, toch? Zoiets zou niet moeten kunnen. Nee, voor de meeste mensen niet, maar ik werk met hulpprogramma’s waardoor ik zonder problemen mijn werk kan doen. Een ideale uitvinding waar ik, en veel blinden en slechtzienden met mij, dankbaar gebruik van maak. Maar wat als deze technologie plotseling de geest geeft?
Daar gaan we weer
Ik had vorige week maandag dus zo’n dag. Toen ik rond negenen nietsvermoedend mijn computer aan slingerde, kreeg ik na het inloggen een vreemde melding. Iets over een virtueel kanaal waar niet mee verbonden kon worden. Mijn hulpprogramma weigerde ook dienst. In de veronderstelling dat dit aan Citrix, de technologie waarmee we verbinding maken met onze telewerkplek, lag, belde ik naar onze helpdesk. Even later kreeg ik een medewerker aan de lijn die het probleem niet snapte: “die melding kun je gewoon wegklikken, toch? Dan doet alles het weer.” Zucht, dan breekt het moment aan waar ik altijd tegenop zie, uitleggen aan een voor mij onbekende collega dat ik hulpsoftware gebruik. De term ‘hulpsoftware’ laat vaak de wenkbrauwen in verwarring reizen. Ook deze persoon had geen idee wat hij er mee aan moest. Hij zou mijn melding doorzetten naar de leverancier… en ik wist wel hoe laat het was. Hier ging niets mee gebeuren, simpelweg omdat slechts enkelen op de hoogte zijn van wat mijn hulpprogramma’s zijn, hoe ze werken en hoe ongelofelijk belangrijk ze zijn voor mijn functioneren.
Twee jaar geleden had ik een soortgelijk probleem. Een reset van mijn werkomgeving had mijn hulpprogramma in het niets laten verdwijnen. Vijf weken lang kon ik niet naar behoren werken en dat vrat me van binnen op. Gelukkig werd ik wel doorbetaald, zo is de overheid dan wel weer, maar de bureaucratische stroperigheid die zorgde dat vervangende software niet razendsnel kon worden geïnstalleerd en mijn frustraties dat ik mijn werkzaamheden niet kon uitvoeren maakten dat het voelde als alles behalve een betaalde vakantie. Uiteindelijk is het na een hoop mailtjes en telefoongesprekken toch goed gekomen en laten we het positief bekijken: het heeft twee jaar zonder problemen gedraaid. En dat terwijl het een best ingewikkeld, kwetsbaar systeem is.
“Kun je dan echt niets doen?”
Probleem is dat mijn hulpsoftware wordt geleverd door een extern bedrijf. Nog een probleem: de overheid heeft de IT ook uitbesteed aan een externe partij. Deze partijen moesten samen komen en dat had wat voeten in de aarde, maar toch vrij snel, twee dagen nadat ik de helpdesk belde, was er een meeting geregeld. Vol goede moed ging ik er heen. Helaas bleek al snel dat de leverancier van mijn hulpprogramma een update van dit programma niet kon installeren zonder uitdrukkelijke toestemming van bovenaf. Omdat we bij het OM werken met gevoelige informatie zijn onze systemen zwaar beveiligt. Je kunt er dus niet zomaar een programmaatje op knallen. Hier gaat een heel proces overheen. En hoewel ik dat volkomen begrijp, niemand wil dat bepaalde gegevens overal rond gaan slingeren, zit ik er wel mooi mee. Het is onbekend hoe lang het gaat duren en zelfs als de update wordt geïnstalleerd is het probleem mogelijk nog niet opgelost. “Kun je echt niets doen?”, vragen collega’s me dan. Hun vragen zijn niet rot bedoeld, toch ga ik me er, onterecht, schuldig door voelen. Nee, ik kan niets, of bijna niets, doen zonder hulpsoftware. Ik heb die programma’s niet voor niets nodig. De woensdag voor Hemelvaart probeerde ik nog wat te werken, ik wilde echt even wat afhandelen voor het weekend, maar die kleine drie kwartier achter mijn laptop hebben me gesloopt. Daarnaast deed ik er twee keer zo lang over. Ik kan kleine dingen doen, met brandende ogen en dodelijke vermoeidheid tot gevolg. Gelukkig zijn mijn collega’s heel begripvol en het is logisch dat niet iedereen even goed begrijpt welke impact falende hulpsoftware heeft, maar dat schuldgevoel, ik kom er maar moeilijk vanaf. Dan voel ik weer dat ik echt een beperking heb, die weliswaar wordt weggenomen door hulpmiddelen zoals Xena en mijn hulpprogramma’s, maar die me ook enorm afhankelijk maakt.
Overigens is dit schrijfsel niet bedoeld als kritiek op het OM. Goed, misschien lichte kritiek op het proces, maar zeker niet op de mensen die hard voor me aan het rennen zijn en er uren in hebben gestoken om mijn probleem op te lossen. Ik waardeer het enorm dat ze zo hard voor me aan het werk zijn. Ik wil alleen laten zien waar ik als slechtziende tegenaan loop en hoe belangrijk het is dat dit soort software juist werkt en blijft werken. Ik hoop echt snel weer volledig aan de slag te kunnen en dat de goden van de bureaucratie me gunstig gezind zijn!