Wie het laatst lacht…
Je kent het misschien wel: van die gel die je op pijnlijke gewrichten en spieren aanbrengt. Eerst begint het te gloeien en te branden, waarna de verlichting volgt. Dat is zelfspot voor mij. Het laat me branden, maar daarna voel ik me vaak beter. Zelfspot is mijn wapen tegen de vaak op de loer liggende verbittering, en vaker nog, tegen medelijden van buitenaf.
Is er een hond in de zaal?
Afgelopen dinsdag was ik met twee vrienden naar Alex Agnew in de Kleine Komedie in Amsterdam. Mijn geleidehond Xena was uiteraard mee en we zaten op de voorste rij. Nu kende ik de beste man alleen van naam, maar van mijn vrienden had ik gehoord dat hij wel eens wat mensen uit het publiek te grazen kon nemen. Dus ik zette me al schrap, voorbereid op het ergste. Het viel gelukkig mee, hij had het in zijn show over zijn eigen hond en merkte toen de mijne op. Xena kreeg kort de spotlights op zich, maar het bleef bij ‘wat een mooie hond,. Hij kijkt me zo aan van: doe toch niet zo gek met uwen stem.” Had ik het erg gevonden als hij me er wel uit had gepikt en wat rake opmerkingen over blinde mensen had gemaakt? Nee. Dat wil zeggen, natuurlijk is er een ondergrens. Grappen als ‘die zag je niet aankomen’ en ‘ik zie, ik zie wat jij niet ziet’ heb ik inmiddels zo vaak gehoord, dat zijn geen grappen meer, maar de vaststelling van feiten. Inventieve, originele humor over blinde of slechtziende mensen echter vind ik geweldig. Het hangt natuurlijk ook van de intentie af, maar als mensen met mij lopen te dollen over mijn beperking, voel ik me een stuk gelijkwaardiger dan wanneer iemand me met uiterste voorzichtigheid benadert. Als mensen steeds benadrukken hoe knap ze het van mij vinden dat ik ’s avonds laat met de trein reis, dat ze uitdrukkingen met de woorden ‘kijken en zien’ angstvallig vermijden, dan voel ik me toch behoorlijk ondergewaardeerd, ook namens mijn medebeperkten. We zijn geen porseleinen poppetjes die bij iedere gevoeligheid kunnen breken. Het tegenovergestelde is vaak waar: veel van ons zijn eerder gehard en moeten sneller volwassen worden, waardoor we juist veel aankunnen. Dit is geen vrijbrief om naar hartenlust met scherpe opmerkingen te strooien, want vanzelfsprekend is dat wat ik niet kwetsend vind, voor een ander misschien wél pijnlijk.
Wij en jullie
Soms schrikt men terug van de manier waarop ik over mijn beperking praat. Maar ermee lachen heb ik liever dan medelijden, dat is hoe ik er in sta. Dat anders behandelen en soms ook neerkijken op mensen met een beperking moet eens afgelopen zijn. Ik heb het natuurlijk niet over jou, jij bent een begripvolle open-minded persoon :). Maar genoeg mensen hebben veel te veel last van de wij-jullie-mentaliteit. Als je er wat langer bij stilstaat is dat best bizar. Mensen met een beperking zijn geen gemuteerd ras of zo, met genen die afwijken van die van de rest van de mensheid. Wij kregen een beperking toen we te vroeg geboren werden, bij een auto-ongeluk, een hersentumor of andere ziekte. En sommigen, zoals ik, om een onverklaarbare reden. Als je zonder beperking geboren wordt, biedt dat geen garantie dat je ook zonder beperking de eindstreep haalt. Het klinkt cru, maar het is de harde realiteit. Iedereen kan een beperking, of meerdere, oplopen. Wij zijn net als jullie, want er is geen ‘wij’ en ‘jullie’ in dit geval.
“Mensen zeggen soms dat ze zo veel respect voor me hebben omdat ik, ondanks de pijn die ik elke dag heb, toch fulltime werk en van alles blijf doen. Respect? Hallo, ik ben geen Moeder Theresa!” – Matijn Nijhuis
Zelfacceptatie
Wij beperkten zijn net als mensen, haha. En zo veel mensen, zo veel meningen. Dus nee, niet iedereen kan zo hard lachen om diens eigen beperking als ik. Dit hangt ook deels samen met de acceptatie van de beperking. Veel mensen, ook zij die met een beperking geboren worden, krijgen in de puberteit of daarna moeite met het accepteren van hun aandoening en wat daarbij komt kijken. Ik heb dat nooit gehad, maar kan het me wel goed voorstellen. Ik baal ook regelmatig dat ik niet zo zelfstandig ben in het doen van boodschappen, of dat ik nooit zal kunnen autorijden. Daar staat tegenover dat ik heel veel andere dingen wel kan, en dat ik mede door mijn beperking heel veel leuke mensen, mijn vriend bijvoorbeeld, heb leren kennen die ik anders nooit zou hebben ontmoet. Geloof mij, in zo’n ontwikkeld land als Nederland is beperkt zijn niet het einde van de wereld, hoewel de lompe bureaucratie je dat soms bijna laat geloven.